Home > Ziektebeelden > Neurologie > Hoofdpijn >

Hoofdpijn: introductie

Gerelateerde onderwerpen

Richtlijnen:

Patiënten:

Inleiding

Hoofdpijn is een van de meest voorkomende redenen waarvoor patiënten een arts raadplegen. De meeste patiënten met terugkerende, episodische hoofdpijnen hebben een primaire hoofdpijnaandoening (d.w.z. niet geassocieerd met een aantoonbare structurele afwijking). Deze aandoeningen zijn onder meer migraine (met of zonder aura), clusterhoofdpijn (episodisch of chronisch), chronische paroxysmale hemicranie, en hemicrania continua. Patiënten met persisterende hoofdpijn de novo kunnen een secundaire hoofdpijnaandoening hebben, tengevolge van verschillende intracraniële, extracraniële en systemische aandoeningen (tabel 1).

Tabel 1 Oorzaken van secundaire hoofdpijn

Oorzaak

Voorbeelden

Extracraniële afwijkingen

  • Carotid or vertebral artery dissection
  • Cervical spine disorders
  • CSF leak with low-pressure headache
  • Dental disorders (infection, temporomandibular joint dysfunction)
  • Glaucoma
  • Sinusitis

Intracraniële afwijkingen

  • Brain tumors and mass lesions
  • Chiari type I malformation
  • Hemorrhage (intracerebral, subdural, subarachnoid)
  • Idiopathic intracranial hypertension
  • Infections (eg, cerebritis, encephalitis, meningitis)
  • Obstructive hydrocephalus
  • Vascular disorders (eg, moyamoya disease, vascular malformations, vasculitis, venous sinus thrombosis)

Systemische afwijkingen

  • Accelerated hypertension
  • Bacteremia
  • Fever
  • Hypercapnia
  • Hypoxia (including altitude sickness)
  • Viremia

Drugs and toxines

  • Analgesic rebound
  • Caffeine withdrawal
  • Hormones (eg, estrogen)
  • Nitrates
  • Proton pump inhibitors

 

Diagnose

De anamnese en het lichamelijk onderzoek zijn leidend in de diagnostiek.

Anamnese: Hoofdpijnkenmerken die nuttig zijn bij de diagnose omvatten de leeftijd van aanvang; frequentie, duur, locatie, en ernst van de hoofdpijn; factoren geassocieerd met initiatie, exacerbatie, of remissie; begeleidende symptomen (bijv. koorts, stijve nek, nausea, braken, veranderingen van mentale status, fotofobie); en voorafgaande omstandigheden (d.w.z. hoofdtrauma, kanker, immunosuppressie). Terugkerende episodische, ernstige hoofdpijn met aanvang tijdens de adolescentie of vroege volwassenheid duidt op een primaire hoofdpijnaandoening. Een zeer ernstige (donderslag) hoofdpijn met plotselinge aanvang (donderslag) duidt mogelijk op een subarachnoïdale bloeding. Een subacute, progressief dagelijks verslechterende hoofdpijn wijst op een ruimte-innemende laesie. Hoofdpijn met aanvang na de leeftijd van 50 en vergezeld door gevoeligheid van de hoofdhuid, kaakclaudicatie, of visuele veranderingen, suggereren temporale arteritis. Verwardheid, aanvallen, koorts, of focale neurologische tekorten duiden op een ernstige oorzaak die verdere evaluatie vereist. De geschiedenis van een co-existerende aandoening kan wijzen op de oorzaak van hoofdpijn; bijv, recent hoofdtrauma, hemofilie, alcoholisme, of therapie met anticoagulantia kan duiden op subduraal hematoom.

Lichamelijk onderzoek: Een neurologisch onderzoek dat ophthalmoscopie, onderzoek van de mentale status, en evaluatie van meningeale tekenen omvat, is noodzakelijk. Terugkerende episodische hoofdpijnen bij een patiënt die gezond lijkt en normale resultaten van neurologisch onderzoek heeft, hebben zelden een onheilspellende oorzaak. Nekstijfheid bij flexie (maar niet bij rotatie) duidt op meningeale irritatie tengevolge van een infectie of een subarachnoïdale bloeding; koorts wijst op infectie, maar lage koorts kan optreden bij een bloeding. Gevoeligheid bij palpatie van de temporale arteriën bij patiënten > 50 duidt op temporale arteritis. Papilloedeem impliceert toegenomen intracraniële druk, wat het gevolg kan zijn van idiopathische intracraniële hypertensie, versnelde hypertensie, een massalaesie, of trombose van de sagittale sinus. Focale neurologische symptomen of veranderingen van de mentale status vergezellen meestal structurele laesies (bijv. tumor, beroerte, abces, hematoom).

Aanvullend onderzoek: Beeldvorming en laboratoriumonderzoeken zijn slechts noodzakelijk als de bevindingen van de geschiedenis en het lichamelijk onderzoek verontrustend of abnormaal zijn. Patiënten die urgent CT of MRI vereisen om te zoeken naar een bloeding, toegenomen intracraniële druk en andere structurele oorzaken van hoofdpijn, omvatten:

  • Plotseling beginnende donderslaghoofdpijn
  • Veranderde mentale status, waaronder aanvallen (seizures)
  • Focale neurologische afwijkingen
  • Papilloedeem
  • Ernstige hypertensie

 

Omdat een negatieve CT-scan een subarachnoïdale bloeding, meningitis, encephalitis of inflammatoire processen niet volledig uitsluit, is een lumbaalpunctie geïndiceerd wanneer deze aandoeningen worden verdacht.

Patiënten die snelle, maar geen onmiddellijke beeldvorming nodig hebben zijn zij met een verandering in het voorafgaande hoofdpijnpatroon, nieuwe aanvang van hoofdpijn na de leeftijd van 50, systemische symptomen (bijv. gewichtsverlies), secundaire risicofactoren (bijv. kanker, HIV, hoofdtrauma), of chronische onverklaarde hoofdpijn. Voor deze patiënten heeft MRI (meestal met behulp van gadolinium met magnetische resonantieangiografie of venografie) de voorkeur; het kan veel ongebruikelijke maar belangrijke oorzaken van hoofdpijn tonen die gemist kunnen worden op CT (bijv. carotis dissectie, trombose van een cerebrale vene, hypofysaire apoplexie, vasculaire malformaties, cerebrale vasculitis, Chiari type I malformatie).

Patiënten met ongebruikelijke, aanhoudende hoofdpijnen kunnen ook een lumbaalpunctie nodig hebben om te controleren op chronische meningitis (bijv. infectieus, granulomateus, neoplastisch) en idiopathische intracraniële hypertensie (bepaald door de CSF-druk).
Andere testen worden gebruikt als er specifieke aandoeningen worden verdacht (bijv. ESR voor temporale arteritis, intraoculaire drukmeting voor glaucoom, tandheelkundige röntgenstralen voor een tandabces).   


Bron

  1. M. Donaghy. Brain's Diseases of the Nervous System. 12th edition. Oxford University Press (USA).
  2. J. Biller. Practical Neurology. 3rd edition 2008. Lippincott Williams & Wilkins.
  3. C. Clarke, R. Howard, M. Rossor, S.D. Shorvon. Neurology: A Queen Square Handbook. 1st edition 2009. Wiley-Blackwell.
Laatste update: 11-09-2011